Serieus spel: de Vitra Campus

Over de architectuur op de Vitra Campus

De Vitra Campus is een speelveld – maar voor serieus spel. Een industrieterrein in Midden–Europa lijkt op het eerste gezicht niet de geschikte plaats voor risicoarchitectuur, maar twee aspecten van een “wil tot experimenteren“ – technische innovatie en een artistieke ontdekkingsgeest – hebben in Weil am Rhein een ongewone collectie “Signature Architecture“ voortgebracht. Van de dynamische vormen van het Vitra Design Museum van de Californiër Frank Gehry of de vliedende lijnen van de brandweerkazerne van de Iraaks–Britse architecte Zaha Hadid tot de meest recente projecten van de Japanners Kazuyo Sejima en Ryue Nishizawa of de Zwitsers Jacques Herzog en Pierre de Meuron hebben hier toonaangevende architecten uit de gehele wereld de droom van ondernemer en verzamelaar Rolf Fehlbaum helpen doen uitkomen. Deze wilde namelijk in de omgeving van Bazel een plaats creëren, die hulde aan culturele experimenten en artistieke uitmuntendheid zou brengen.
In de documentaire van Sidney Pollack over Frank Gehry vertelt de musicus Bob Geldof in gedachten verzonken over de vluchtig waargenomen dansende vormen van het Design Museum, die hem – zijn blik vertroebeld door vermoeidheid en de doffe ruiten van zijn toerbus – als een flits van inzicht hadden getroffen. Sinds de voltooiing van Gehry’s zinnebeeldig werk in1989 ervaren de bezoekers van het terrein steeds weer eventjes dit gevoel van plotseling inzicht. Het jaar van de val van de Berlijnse Muur was tevens het jaar waarin Vitra zijn intrede in de architectuurgeschiedenis deed. In hetzelfde jaar besteedde “Arquitectura Viva“ voor de eerste keer aandacht aan het Vitra–terrein en ik, toentertijd als toehoorder aan het Getty Center woonachtig in Los Angeles, vernam voor het eerst de bewonderende verhalen van de toekomstgerichte pioniers, die een pelgrimsreis naar Weil am Rhein hadden gemaakt.
Philip Johnson, die ik via Frank Gehry had leren kennen, was toen al een enthousiaste aanhanger van de architect uit Santa Monica, die met zes andere kunstenaars in het voorjaar van 1989 had deelgenomen aan zijn tentoonstelling over het deconstructivisme in het Museum of Modern Art in New York. Tor aan Johnsons reis naar Basel zou echter nog een tiental jaar verlopen. Toen hij uiteindelijk in 1999 Bazel en Weil bezocht, schreef hij: “de door Vitra hier bijeengebrachte architectuur van belangrijke contemporaine architecten is uniek in de wereld. Sinds de aanleg van de Weissenhofsiedlung in Stuttgart in1927 zijn nergens ter wereld meer bouwwerken van de meest prominente architecten van het Westelijke halfrond opgericht.

Uiteraard werd de oude meester uit New York daarbij ook herinnerd aan zijn eigen landgoed in New Canaan in Connecticut. Daar voltooide hij zijn carrière met een reeks kleine gebouwen op dezelfde wijze waarop Vitra op zijn terrein de internationale architectuur verenigt: met een mix van persoonlijke ambitie en openheid tegenover het publiek – ook dit is een punt van overeenkomst tussen de concepten van Weil en New Canaan. In het voorjaar van 2007, anderhalf jaar na Johnsons overlijden in januari 2006 op 98–jarige leeftijd, werd zijn landgoed in New Canaan, dat hij had vermaakt aan de Amerikaanse National Trust, opengesteld voor het publiek. Iedereen die hierheen komt om het legendarische Glass House te zien, dat de Amerikaan in 1949 als eerbetoon aan zijn mentor Mies van der Rohe had gebouwd, passeert ook het bijna een halve eeuw later door Johnson geconstrueerde sculpturale Gatehouse, een hommage aan Gehry.
Vitra kan niet terugblikken op een vergelijkbaar lange architectuurtraditie, hoewel er tussen het oorspronkelijke concept van 1981 en de vermoedelijke afronding van de laatste werkzaamheden in 2009 drie decennia van architectonische topprestaties liggen. De facettenrijkdom van de architectuur – evenals de betekenis van sommige bouwwerken in de biografie van hun ontwerpers – maakt Vitra echter tot iets unieks, zoals Johnson in een opwelling van kritische mildheid vermocht te benadrukken.
Al vijf van de bij Vitra vertegenwoordigde architectenbureaus zijn onderscheiden met de prestigieuze Pritzker Architecture Prize.
Na een brand in 1981 werd het complex opnieuw opgebouwd en in de daarop volgende jaren met medewerking van een hele reeks belangrijke architecten uitgebreid. De Brit Nicholas Grimshaw bouwde de productiehallen in de jaren na de brand, terwijl de Tsjechische architecte Eva Jiricna en de Italiaanse designer Antonio Citterio zich bezig hielden met de gedeeltelijke verbouwingen. In 1989 voltooide Gehry de werkzaamheden voor een productiehal en het Vitra Design Museum – zijn eerste werk in Europa en het begin van een voor zijn carrière ongewoon invloedrijke fase. Tussen1993 en 1994 bouwde de Portugees Álvaro Siza een andere productiehal, de Japanners Tadao Ando een congrespaviljoen – eveneens zijn eerste werk in Europa – en realiseerde de reeds genoemde Zaha Hadid met de brandweerkazerne haar eerste gebouw, sinds zij in 1992 haar faam met het behalen van de eerste plaats in de wedstrijd voor de Peak Leisure Club in Hongkong had gevestigd. In de daarop volgende jaren werd het complex aangevuld met de aankoop van een aantal bouwwerken – een koepelvormige tentconstructie van Richard Buckminster Fuller, een benzinestation van Jean Prouvé en een bushalte van Jasper Morrison – In 2006 zullen echter de werkzaamheden worden hervat met een ongebruikelijke cirkelvormige hal, met laadperrons, waaraan de transportvoertuigen rondom kunnen worden vastgekoppeld. Voor het ontwerp is het in Tokio gevestigde bureau SANAA (Kazuyo Sejima en Ryue Nishizawa) verantwoordelijk. Jacques Herzog und Pierre de Meuron ontwierpen bovendien het Vitrahuis, een grote showroom voor de producten van Vitra Home, waarin verschillende, voor hen typische motieven worden gecombineerd, zoals het klassieke puntdak en een cumulatie van vormen, die zinspelen op hun meest recente creaties. Naast de Zwitsers zijn al vijf van de bij Vitra vertegenwoordigde architectenbureaus onderscheiden met de prestigieuze Pritzker Architecture Prize. Bijzonder opvallend is hierbij dat de opdracht, behalve in het laatste geval, steeds is verleend vóór de toekenning van de prijs – een duidelijke aanwijzing voor de gave van Rolf Fehlbaum om talent te signaleren.
EOngeacht de andere gebouwen van het bedrijf – Antonio Citterio bouwde een andere fabriek in het Duitse Neuenburg en Frank Gehry het Vitra Center in het Zwitserse Birsfelden in de buurt van Basel – vormen de bouwwerken in Weil am Rhein wegens hun nieuwe vormen en schitterende uitstraling zo’n uniek en kosmopolitisch geheel, dat zij onmiddellijk zijn opgenomen op de lijst met architecturale reisbestemmingen voor de regio, die al wegens de nabijheid van de bedevaartskapel Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp van Le Corbusier en het Goetheanum van Rudolf Steiner in Dornach bekend is. Vóór de overname van het familiebedrijf promoveerde Rolf Fehlbaum op een proefschrift over de utopisch socialist Saint-Simon, een aristocraat uit de tijd van Napoleon en voorstander van een nieuwe industriële religie. Door zo veel cultus rond wetenschap en techniek moet Fehlbaum zich geïnspireerd hebben gevoeld.
De eerste gebouwen van Nicholas Grimshaw zijn geënt op de hightech-traditie, waardoor een groot deel van de Angelsaksische architectuur wordt gekenmerkt: onopgesmukt, functioneel en exact. Door Frank Gehry de opdracht voor het museum te geven,werd echter gebroken met deze strenge lijn. Het voor de collectie van het bedrijf ontworpen bouwwerk van de Californiër – oorspronkelijk stoelontwerper – wordt gekenmerkt door zijn sculpturale gebroken vormen in een omhulsel van wit pleister en bladzink, met een verrassend en uiterst complex interieur – en door een schitterende zeggingskracht. Tegenover de gigantische polychrome werktuigen van zijn vriend de beeldhouwer Claes Oldenburg – met wie hij al had gewerkt aan de beroemde Chiat Day-gebouwen in Los Angeles, waarvan de gevel wordt opgesierd door de reusachtige prismakijker van Oldenburg – wekt het kleine bouwwerk van Gehry, dat hij geheel zonder de voor hem later zo handige CATIA-software heeft ontwikkeld, de indruk van een speelse uitdaging van vorm en intellect. Een echo van deze indruk bespeurt men nu nog in veel architectonische werken; het door Gehry zelf gebouwde Guggenheim-museum in Bilbao is ongetwijfeld het beroemdste voorbeeld.

Ook toen het Design Museum al voor een stilistische ommekeer stond, brachten de tussen1993 en 1994 voltooide gebouwen aanzienlijke schokken teweeg. De productiehal van Álvaro Siza is a purist cube of bricks with monumental vertical cavities and a sculpted roof construction. It is totally unspectacular in comparison with the major ambitions of the overall design and, with the characteristics that appear in all his works, serves as a neutral background for the gestural work of Zaha Hadid.
The Conference Pavilion by Tadao Ando is een puristische kubus van baksteen met monumentale, verticale, lege ruimten en een sculpturale dakconstructie. Zij maakt absoluut geen spectaculaire indruk in verhouding tot de grote ambities van het totaalconcept en dient als neutrale achtergrond voor het gebarenrijke werk van Zaha Hadid, zelfs met de in al zijn werken aanwezige karakteristieke eigenschappen van de Portugees.
In the same stage of construction, Zaha Hadid also built her very first building – up until then, she had only designed a restaurant interior in Japan. After ten years of continuously being one of the architectural avant-garde, she was suddenly catapulted onto the cover of professional journals as a result of the Fire Station building. On a factory site, which was once destroyed by fire, a building of that kind enjoys great prestige – even though it lost its original function when the fire brigade subsequently moved to the city of Weil and it is now used for exhibitions. The dynamic, explosive construction suggests speed of response by the fire engines while at the same time touching on the incendiary with the violence of its projectile velocity. The inclined, unstable elements of reinforced concrete aptly reflect the Anglo-Iraqi architect’s interest in Russian Suprematism – a fondness which she learned from her professor, Rem Koolhaas, at the Architectural Association in London, where Hadid made her home. However, the anti-gravitational construction required the use of so much steel that the concrete covering essentially has no other purpose than to protect the metal against corrosion. For an architect known up to then only for her futuristic drawings of stretched, suspended, geometrical forms who stated that she was convinced that buildings could float, the materialization – contrary to all expectations – of the Vitra Fire Station was a milestone that turned the little building into a very influential work. Like Gehry, she was originally asked by Fehlbaum to design chairs and, like him, she ended up building structures of pivotal architectural influence.
These dynamic constructions, which cross cultural and stylistic frontiers, are metaphors for a world undergoing radical change. They represent, on the one hand, the hectic movement of people, towns, information and images which entwine the planet with their vertiginous flows, but they also represent the growing instability and nomadic life that characterize modern economies and society, whose imbalances further precipitate changes and fractures. Gehry’s forms in motion and Hadid’s accelerated architecture, as well as the expansive, light-footed dynamism of SANAA or the swaying balance in the buildings of Herzog & de Meuron, are architectural explorations of a world in motion, playful structures that can make many people smile while still being serious. Architecture is in motion but, like the world, we do not really know where it is going.

Publicatie datum: 5.1.2009
Auteur: Luis Fernández-Galiano
Luis Fernández-Galiano is an architect and professor at the architecture academy of the Universidad Politécnica in Madrid. He is active as a guest professor at numerous universities in Europe and the United States, as a jury member in many major competitions (for example, Venice Architecture Biennale, 2002), as a curator and author, and as the editor of the magazines “AV Monografias” and “Arquitectura Viva”.
Afbeeldingen: Olivo Barbieri, Gabriele Basilico, Giovanni Chiaramonte, Marc Eggimann, Paola de Pietri



Meer magazine-artikelen